OORSPRONG

1. De naam

(van) O(c)(k)hu(i)(j)(y)(z)(s)e(n)

De naam komt in diverse samenstellingen voor en eigenlijk hebben alleen de letters O, h, u en e een zekere plaats.

Er zijn ook nog enige variaties zoals Okhuijsz (Loenen 1645), het gebruik van een dubbele s, met sch en zelfs een dubbele o.

Soms wordt de naam als (van) Enkhuizen of Hokhuizen vermeld en een aantal generaties in Utrecht gaat zelfs als Auckhuijsen door het leven, vaak wordt de naam al naar de mode van de tijd aangepast .Het meest echter komt de naam voor als (van) Ockhuysen.

Men is Nederlands-Gereformeerd (tot 1816 de naam voor de Nederlands-Hervormde kerk), maar de oudere tak gaat over op de Rooms-Katholieke kerk. Ook, haast alle, Utrechtse naamdragers zijn Rooms-Katholiek.

Opvallend is dat veel van de Okhuijzens, met een ij, de gewoonte hebben hiervoor de "y" te gebruiken en dus Okhuyzen schrijven, terwijl de O(c)khy(s)zens de lange ij wel weer

Het voorzetsel "van" is voornamelijk bij de Amsterdamse - en oudere Utrechtse takken, maar ook, zij het in mindere mate en zeer onregelmatig, incidenteel bij de andere takken te vinden.

Hoewel het tegenwoordig als Ockhuizen wordt geschreven schijnt de oorsprong van Oochusen te komen en samengesteld te zijn uit mnl. "husen" huizen en mnl. "ooc-", een kleiner stuk land dat bij een groter behoort, doch daarvan door een weg of sloot gescheiden is.

Vanuit het dorp Haarzuilen (52.07 Nbreedte en 5.00 Olengte) loopt de Ockhuizerweg naar een aantal boerderijen met als laatste op No. 24 de hoeve Ockhuizen, waarop de huidige eigenaren in smeedijzeren letters de naam "Ockhuysen" hebben aangebracht.

Dit is een langhuisboerderij* uit de 18e, deels 17e eeuw maar heeft voorgangers gehad waarvan de geschiedenis terug kan gaan tot de tijd van de ontginning van het gebied tussen 1280 en 1287.

Een groot gedeelte van de oude Ockhuizerlaan is verdwenen bij de parkaanleg van kasteel De Haar aan het einde van de vorige eeuw en vervangen door het ten noorden van het nieuwe dorp gelegen deel dat Ockhuizerweg werd genoemd. Het oude gedeelte van de weg vormde de ontginningsbasis van de restontginning Ockhuizen en dateert waarschijnlijk uit de twaalfde eeuw. Het oude profiel van de weg is hier nog intact en in de berm staan aan beide zijden knotwilgen.

Het kan zijn dat de diverse takken "Okhuizen", hoe dan ook geschreven en waar dan ook vandaan, van oorsprong afstammen van de hoeve Ockhuysen", uit de ontginning of een der andere boerderijen, maar ook is het mogelijk dat de naam simpelweg is overgenomen van aangetrouwde families.

2. Familiewapen

Het oudst bekende voorbeeld van het familiewapen komt voor in Leiden 1748, de Impostmeester* Jacob(Japik) Ockhuijsen heeft een doorsneden schild, boven 3 kronen (2-1) en onder een aanziende zwarte ossekop.

Van zijn oudste zoon Hendrik is geen wapen bekend, maar diens broeder Johannes, de notaris en Heer van Teccop had twee verschillende t.w. als boven, maar met halfaanziende ossekop in natuurlijke kleuren (zoals beschreven in de Armorial-General*) en een waarbij ook de ossekop gekroond was (12-06-1765 Woerden volgens lakafdruk in de volmachten van de Geldersche Leenkamer in het RA te Arnhem).

Zijn "Broeder van Halven Bedde" Johannes-Nicolaas, uit Japiks tweede huwelijk met Beatrix van de Geer, voert het wapen weer als Japik en Willem, de andere halfbroer die in 1795 o.a. secretaris van het Revolutionair Comité in Moordrecht is, voert weer een gekroonde ossekop net als Johannes.

Hun zuster Aletta, gehuwd met Dr. Hendrik Reitz, heeft zelfs in haar zegel (volgens afdruk van 29 juni 1782) de burgerkronen vervangen door koningskronen.

In de Armorial-General komt het wapen voor als een doorsneden schild boven in keel(rood) 3 gouden kronen 2-1, onder in zilver een ossekop in natuurlijke kleuren.

Als helmteken een gouden kroon in een hoge vlucht(rood) en de helmkleden keel en zilver.

Bij het CBG is ook nog een lakafdruk met bovengenoemd wapen te vinden.

Op een afbeelding van de tak uit Kortenhoef zijn de mantels rechts keel met goud en links zwart met wit evenals de helm, doch dit is zeer waarschijnlijk een usurpatie*.

Het wapen met 3 roskammen(2 -1) in keel schijnt voor te komen in de Amsterdamse tak en wordt genoemd bij het huwelijk van Maria Margareth O in 1711 met Pieter de Marees. Originele afbeeldingen zijn mij niet bekend, maar het wapen wordt als zodanig beschreven in De Wapenheraut 1898 pag. 75 en op een tekening bij het CBG.

Ook bij het CBG is een afbeelding van een gedeeld schild links een klimmende eenhoorn en rechts 3 linker schuinbalken goud en 3 azuren(blauwe), maar bij welke tak dit zou horen is t.o.h onduidelijk.

Geen wapen, maar een huisteken is te zien in de kerk van Loenen a/d Vecht op de grafsteen uit 1645 van Huygh van Okhuysz, Lakenkooper, dat een A en X in elkaar gedraaid binnen en soort hartvorm voorstelt.

In de Petruskerk te Woerden is ook een huisteken te zien van A(lieda) Ockhuysen en haar man A v.d. Hout in de vorm van een V met twee diagonale strepen aan de heraldisch rechterzijde, doch dit is zeker van laatstgenoemde.

Hoewel ik niet specifiek op zoek ben naar familiewapens (dat is een onderzoek op zich) zal ik ze, daar waar ze van aangetrouwde takken vermeld worden in de documenten, ook beschrijven.

3. De eerste vermeldingen.

In de Nederlandsche Leeuw 1912 blz 169 wordt bij de familie Abbema rond 1553 genoemd ene Habbo Okhuis, predikant te Twinlum en Upleweert in Oostfriesland.

In de Wapenheraut 1908 (No. 17) komt in een artikel over de datum 18 Januari 1581 het volgende verslag voor:

Nademael wij doer rapport van Eerentfesten Joest Ockhuysen verstaen dat de schantse van Mackum in behoirlijcke bewaringhe en(de) defensie gestelt is, zolde onse meyninghe wesen, dat men de schantze van Sotterum demoliere, en (de) al tgeschut, amonitie, proviande en(de) generalijck tghene binnen Sotterum voors is binnen de schantse van Mackum transporteerde, doch stellen tzelve tot advis van Ged. Staten van Vrieslant."

Wat deze "Eerzame" man zover van huis deed en of hij überhaupt iets met mijn tak te maken heeft is t.o.h onbekend, maar hij is een van de eersten met de naam Ockhuysen, die in de boeken voorkomt.

*Langhuisboerderij: Boerderij waarbij het woonhuis en het achterhuis onder één dak in elkaars verlengde liggen.

*Impostmeester: pachter van de verbruiksbelasting, tot 1748 werd de belasting aan de meestbiedende verpacht.

*Armorial General de Rietstap: Wapenboek van Rietstap / boek met veel familiewapens.

*Usurpatie: wederrechtelijke inbezitneming / oneigelijk gebruik.